Sepot

Het Openbaar Ministerie heeft een eigen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de (verdere) vervolging van strafbare feiten (het zogeheten opportuniteitsbeginsel). Zo kan het Openbaar Ministerie besluiten een strafbaar feit niet of niet verder te vervolgen. Er is dan sprake van een zogenaamd ‘sepot’. De gronden waarop een sepotbeslissing kan worden gestoeld zijn weergegeven in een landelijke lijst (Aanwijzing gebruik sepotgronden). Zo zijn er onder andere de volgende haalbaarheidsgronden te onderscheiden: ten onrechte als verdachte aangemerkt, onvoldoende bewijs, niet ontvankelijk, burgerlijke rechter bevoegd, feit niet strafbaar, dader niet strafbaar, onrechtmatig verkregen bewijs, bestuurlijke boete, strafrechter niet bevoegd en onrechtmatige geweldsaanwending. De opportuniteitsgronden op grond waarvan een sepotbeslissing kan worden genomen zijn omvangrijker en te onderscheiden in de volgende categorieën: 1) gronden die samenhangen met maatregelen genomen of nog te nemen door anderen dan de officier van justitie (bijvoorbeeld tuchtrechtelijk bestraft), 2) gronden die samenhangen met de algemene rechtsorde (er is bijvoorbeeld een wetswijziging op komst waardoor de strafbaarheid vervalt), 3) met het gepleegde feit samenhangende gronden (bijvoorbeeld een oud feit), 4) gronden die met de persoon van de verdachte samenhangen (bijvoorbeeld een zeer oude verdachte), 5) gronden die samenhangen met de verhouding tussen verdachte en benadeelde (bijvoorbeeld medeschuld benadeelde) en 6) gronden die samenhangen met de beëindiging van de executie van de strafbeschikking.

 

Officieren zijn verplicht sepots in een of meer van deze categorieën in te delen. Een sepot kan zowel voorwaardelijk als onvoorwaardelijk zijn. Dit eerste omvat een toezegging van het Openbaar Ministerie  (of politie) dat niet over wordt gegaan tot vervolging in ruil waarvoor de verdachte toezegt de gestelde voorwaarde(n) te vervullen.

Tegen een door het Openbaar Ministerie bepaalde sepotgrond en de daaraan gekoppelde sepotcode kunt u ageren door middel van het indienen van een klacht. Een en ander kan immers consequenties hebben voor uw strafblad. Een dergelijke klacht moet volgens de algemene klachtenregeling van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden behandeld (waaronder het toepassen van hoor en wederhoor en de behandeling van de klacht door een ander dan de persoon over wie geklaagd wordt). Tevens kunt u zich richten tot de Nationale Ombudsman.

Het indienen van een klacht kan van belang zijn omdat de wijze van afdoening (het sepot) wordt geregistreerd in het Justitieel documentatieregister. Alleen wanneer het feit wordt geseponeerd op de grond dat de betrokkene ten onrechte is aangemerkt als verdachte (sepotcode 01), wordt het feit als geheel uit de registers verwijderd.