DNA- materiaal is in de afgelopen jaren een steeds grotere rol gaan spelen bij het oplossen van misdrijven. Forensisch onderzoek biedt steeds meer mogelijkheden om de herkomst van biologische sporen te achterhalen. Deze sporen kunnen een rol spelen bij de opheldering van diverse soorten misdrijven. Zo kunnen er spermasporen worden aangetroffen op kledingstukken van slachtoffers van zedenmisdrijven of bloedsporen op steekwapens van verdachten van mishandeling of doodslag. Maar denk ook aan speeksel afkomstig van de vinger van een accountant in de boekhouding bij het opsporen van valsheid in geschrifte.
Door de grote rol van DNA bij het oplossen van misdrijven, hebben politie en Openbaar Ministerie een steeds ruimere bevoegdheid gekregen om verdachten te dwingen een DNA-test te ondergaan. Zo is per 1 februari 2005 de Wet ‘DNA-onderzoek bij veroordeelden’ van kracht. Sindsdien is men verplicht DNA-celmateriaal af te staan wanneer men veroordeeld is voor een misdrijf waarop in de wet een gevangenisstraf staat van maximaal vier jaar of meer. Het maakt niet uit of er al dan niet hoger beroep is ingesteld.
Het is echter wel mogelijk tegen de opname van uw DNA-profiel in de registers van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) (en de vergelijking daarin met andere profielen) bezwaar aan te tekenen maar niet tegen de afname van DNA zelf. Indien u daartoe een oproep ontvangt, zal u zich dan ook moeten melden bij het betreffende politiebureau. Eventueel bezwaar wordt behandeld door de rechtbank. Indien u in het gelijk wordt gesteld, moet uw DNA worden vernietigd en mag uw profiel niet worden opgenomen en vergeleken met andere DNA-profielen.