Een lening op basis van een mondelinge toezegging?
Waarom toezeggingen niet bindend zijn als formele procedures nog moeten worden doorlopen
Mocht een projectontwikkelaar er vanuit gaan dat de bouwfinanciering rond was, op basis van een (beweerdelijke) telefonische toezegging van zijn accountmanager bij de bank? Deze vraag kwam aan de orde in een hoger beroep waarin Friso Heybroek van Bellius Advocaten de bank met succes heeft bijgestaan.
Zaak van bank versus projectontwikkelaar
In deze zaak had de bank de aankoop gefinancierd van een perceel grond door een projectontwikkelaar die daarop een bedrijfspand wilde laten bouwen. Bij het verstrekken van die financiering werd de mogelijkheid besproken dat in een later stadium eventueel kon worden nagegaan of de bank wellicht nog aanvullende financiering voor de bouw zou kunnen verstrekken. Hierover werden echter geen afspraken gemaakt c.q. geen verplichtingen aangegaan.
Wat was de aanleiding?
Al snel na de start van de bouw liet de projectontwikkelaar de facturen van de aannemer onbetaald. De aannemer staakte zijn werkzaamheden en beriep zich op het retentierecht (het recht om afgifte van een zaak uit te stellen, totdat de schuldenaar zijn schuld voldoet). De bank en de aannemer hebben vervolgens een traject opgezet waarbij het bedrijfspand werd afgebouwd en de bedrijfsunits werden verkocht door de bank en de aannemer.
Kern van het geschil
Na dit traject bleef nog een restschuld aan de bank over en ontstond een geschil tussen de projectontwikkelaar en de bank. De projectontwikkelaar beweerde (ten onrechte) dat hij jarenlang op informele wijze met de bank zaken zou hebben gedaan en dat hij met de bouw was begonnen op basis van de (beweerdelijke) telefonische toezegging van zijn accountmanager bij de bank, dat de bank de bouw zou gaan financieren. Hierdoor was de projectontwikkelaar er, naar eigen zeggen, vanuit gegaan dat de aanvullende financiering rond was en hij de bouwovereenkomst met de aannemer dus kon tekenen.
De procedure
In de gerechtelijke procedure die volgde, voerde de bank primair aan dat de beweerdelijke toezegging nooit was gedaan en subsidiair dat, in het hypothetische geval dat die beweerdelijke toezegging wel zou zijn gedaan, de projectontwikkelaar er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de financiering daarmee rond was. Als professionele partij had hij moeten weten dat een accountmanager niet bevoegd is om zelfstandig leningen te verstrekken en dat (bouw)financieringen worden niet mondeling tot stand komen maar via de procedure aanvraag, beoordeling en offerte.
De conclusie
De rechtbank en het gerechtshof concludeerden dat de beweerdelijke toezegging niet was gedaan. Hoewel de vordering daarmee was afgedaan, voegde het hof aan die conclusie nog een ‘take away’ toe die voor het zakelijk verkeer van belang is. Namelijk de overweging dat zelfs indien er veronderstellende wijs vanuit zou worden gegaan dat de accountmanager de beweerdelijke toezegging wel had gedaan, van een onderneming die zich bezighield met projectontwikkeling verwacht mag worden dat zij begrijpt dat voor de verkrijging van een financiering binnen de bank een formeel traject moet worden doorlopen en dat de bank niet kan worden gebonden aan de beweerde uitlatingen van de accountmanager.
Details van deze case
Deze uitspraak is terug te vinden op ECLI:NL:GHARL:2020:2853
Neem gerust contact op met mr Friso Heybroek wanneer je hier meer wilt weten. Hij is gespecialiseerd in het ondernemingsrecht en heeft daarnaast veel ervaring met faillissement-situaties en het optreden in geschillen over beëindiging van financieringen en het uitwinnen van zekerheden door de bank.