Het financieel en economisch strafrecht beslaat een breed terrein. Naast het ‘klassieke’ economische strafrecht (in de meeste ruime opvatting betreft dat delicten die door ondernemingen of personen in de economische sfeer zijn begaan) gaat het ook om de bestrijding van witwassen, het ontnemen van misdaadgeld, de handhaving van de financiële toezichtwetgeving (bijvoorbeeld Wwft) en de afstemming tussen de strafrechtelijke en de bestuursrechtelijke handhaving. De Wet op de economische delicten (Wed) speelt een grote rol in dit vakgebied. Ook de grens tussen toezicht en opsporing en de vervolgingsbeslissing in relatie tot andere handhavingsmodaliteiten is van groot belang.
Niet alleen ondernemingen maar ook de bestuurders en feitelijke beleidsbepalers worden regelmatig geconfronteerd met het financieel-economisch strafrecht. De op te leggen boetes zijn voor dit type delicten vaak heel hoog. Ook kunnen er aanvullende maatregelen worden opgelegd, zoals stillegging van een onderneming.
Voor een verdachte onderneming is de uiteindelijke strafrechtelijke afloop van groot belang, maar dit is niet alleen ingegeven door de op te leggen straf. Ook de goede naam en reputatie staan op het spel en niet te vergeten de gevolgen die een strafrechtelijke veroordeling kan hebben voor eerder verleende of te verlenen vergunningen, (Wet Bibob).
De bestrijding van financieel-economische criminaliteit vormt al jaren een politiek speerpunt. Er worden steeds weer middelen vrijgemaakt voor de uitbreiding van de handhavingscapaciteit en ook de wetgeving is in beweging.