Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement

Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement

Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement

16:56 30 oktober
Print Friendly, PDF & Email

Bestuurder persoonlijk aansprakelijk na onttrekken vermogen aan vennootschap

24 oktober 2017

De rechtbank Gelderland heeft op 4 oktober 2017 geoordeeld dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor het faillissementstekort.

Achtergrond

De bestuurder heeft erkend dat hij (in goed vertrouwen) aanzienlijke bedragen heeft betaald aan X, zonder dat daarvoor afspraken waren gemaakt. Hij stelt dat hij dit juist heeft gedaan om een faillissement van de BV te voorkomen. De bedragen zijn aan X, een bekende en vertrouwde klant, ter beschikking gesteld omdat deze bereid was de bestuurder (en daarmee de vennootschap) financieel te steunen, nu de vennootschap in zwaar financieel weer verkeerde. Maar X had wel eerst liquiditeit nodig om zijn vermogen vrij te maken en deed hiervoor een beroep op de bestuurder. X heeft aan de bestuurder een onrealistische schenking in het vooruitzicht gesteld (€ 15 miljoen). Dit klinkt als het alom bekende verhaal van de Nigeriaanse erfenis die nooit kwam. X heeft zodoende de bestuurder een zeer groot bedrag in het vooruitzicht gesteld in het geval dat deze geld aan X ter beschikking zou stellen. Een bedrag dat niet in verhouding stond tot de omvang van de lening. En als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het vaak inderdaad te mooi om waar te zijn. De bestuurder erkent dat in de periode dat de uitkeringen aan X werden gedaan, de vennootschap daar het geld niet voor had en hij ervoor heeft gekozen om het krediet bij de bank te belasten en facturen onbetaald te laten. Ook staat vast dat er geen rechtsgrond was voor de betalingen aan X. Daarbij komt dat de bestuurder voor het ter beschikking stellen van het geld aan X ook geen enkele zekerheid heeft bedongen.

De bestuurder is ook nadat de activiteiten van de vennootschappen waren verkocht voortgegaan met het doen van betalingen aan X, in de wetenschap derhalve dat de vennootschap geen inkomsten meer kon genereren terwijl reeds een substantiële schuldpositie was ontstaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld.

Al het voorgaande maakt dat de bestuurder had moeten beseffen dat de schuldeisers de dupe zouden worden van zijn handelen, zodat hiermee de benadeling van de schuldeisers een gegeven is, omdat hij gelden aan de vennootschap heeft onttrokken, zonder rechtsgrond en zonder het bedingen van zekerheden. De bestuurder had zich moeten realiseren dat de onderneming in financieel zwaar weer verkeerde, hetgeen voor de bestuurder aanleiding had moeten zijn om extra behoedzaam met de beschikbare middelen van de BV om te springen en de liquiditeit niet aan te wenden ten koste van bankkrediet en handelscrediteuren, aldus de rechtbank.

Kennelijk onbehoorlijk bestuur

Artikel 2:248 lid 1 BW bepaalt dat indien sprake is van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur van een besloten vennootschap én aannemelijk is dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement de bestuurder aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement.

Op grond van vaste rechtspraak geldt dat van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, zoals bedoeld in 2:248 BW, sprake is als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden aldus zou hebben gehandeld. Deze maatstaf brengt overigens niet met zich dat bestuurders kunnen worden bestraft voor beleidsfouten die gerekend kunnen worden tot de normale risico’s van het ondernemen,. maar impliceert dat aan bestuurders een ernstig verwijt kan worden gemaakt van verwaarlozing van de bestuurstaak in de – objectief te bepalen – wetenschap dat de schuldeisers van dit handelen de dupe zouden worden. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onbehoorlijke taakvervulling dient de rechter alle ter zake dienende omstandigheden van het geval in totaliteit en in onderling verband en samenhang in zijn oordeel te betrekken.

De rechtbank heeft in dit geval geoordeeld dat sprake is van onbehoorlijk bestuur en dat dit onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement, als gevolg waarvan de bestuurder aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement.

Tot slot

Wanneer u vragen heeft over bijvoorbeeld bestuurdersaansprakelijkheid of aspecten die een faillissement aangaan, neem dan contact op met mr Erik Prillevitz of mr Friso Heybroek.